Weergaven: 17
De weg naar varroaresistentie
Honderd jaar geleden beschreef de Nederlandse mijtenkenner Anthonie Cornelis Oudemans een nieuwe mijtensoort: Varroa jacobsoni. Deze parasiet werd voor het eerst ontdekt bij de Oosterse honingbij (Apis cerana) in Indonesië. De plaatselijke bijen leken nauwelijks last te hebben van hun ongewenste gast. Maar toen de mijt zich vijftig jaar later uitbreidde naar onze Westerse honingbijen (Apis mellifera), had dat grote gevolgen. Heel wat bijenvolken verzwakten en stierven als gevolg van de mijt, een probleem dat tot op de dag van vandaag voortduurt.
Het verkreukelde vleugelvirus (DWV)
Lange tijd dacht men dat de varroamijt enkel schadelijk was doordat ze het “bloed” (hemolymfe) van de bijen zuigt. Maar onderzoek in de jaren negentig liet zien dat het echte probleem het verspreiden van virussen is, en dan vooral het deformed wing virus (DWV).
In de jaren negentig werden proeven gedaan om te bepalen hoeveel varroamijten een volk kan verdragen. Men dacht: “Hoe meer mijten, hoe groter de kans dat een volk bezwijkt.” Maar de resultaten toonden dat niet het aantal mijten, maar de aanwezigheid van bepaalde virussen doorslaggevend was. Pas rond het jaar 2000 werd duidelijk dat varroa als “vector” van DWV functioneert, wat leidt tot het vervroegd sterven van bijen.
Tegenwoordig is het deformed wing virus over heel de wereld aanwezig. Net als veel andere virussen (bijvoorbeeld het coronavirus) kent DWV verschillende varianten. Het type A kennen we sinds de jaren 80, het type B werd in 2004 ontdekt in Nederland en is momenteel de meest voorkomende variant.
Varroaresistentie
De Oosterse honingbij leeft al duizenden jaren zij aan zij met de varroamijt. Zonder de tussenkomst van imkers hebben deze bijen geleerd zelf weerstand te bieden aan de mijten. Toen de varroamijt zich verspreidde naar onze Westerse honingbijen, grepen imkers meteen in met allerlei chemische middelen om de mijt te bestrijden. Maar in delen van Zuid-Amerika en Afrika, waar deze middelen niet beschikbaar waren, moesten de bijen het zelf oplossen. Dit zorgde voor een natuurlijke selectie en de ontwikkeling van varroaresistente bijenpopulaties.
Sinds de jaren 80-90 weten we dus dat er regio’s zijn (bijvoorbeeld in Zuid-Amerika) waar volkeren varroa kunnen overleven zonder behandelingen. En de laatste tien tot vijftien jaar is er steeds meer onderzoek naar hoe dat kan.
Een voorbeeld is Cuba, waar al ruim twintig jaar helemaal niet meer behandeld wordt. De bijen zijn er van Europese oorsprong en hebben dezelfde varroamijt en dezelfde DWV-varianten als wij. Toch overleven de volken daar zonder al te veel problemen. Een ander voorbeeld is Groot-Brittannië, waar nu naar schatting 25% van de imkers niet of nauwelijks behandelt, met al jaren goede overlevingscijfers.
In Hawaï kwam varroa in 2007 op sommige eilanden binnen. De daar gehouden volken leden zware verliezen tenzij er behandeld werd, waardoor er in die ‘commerciële’ populaties weinig natuurlijke selectie plaatsvond. Maar elders op Hawaï, in wilde bijenvolken zonder behandeling, stierf aanvankelijk bijna alles. Uiteindelijk bleven alleen enkele resistente lijnen over, die zich vervolgens weer uitbreidden.
Bij deze experimenten bij de bijenvolken in Cuba, Hawaïi en Groot-Brittanië is werd vastgesteld dat genetische eigenschappen van de koningin bepalen of het bijenvolk resistent is of niet. Als we er dus in slagen om genoeg koninginnen te telen met het juiste erfelijke materiaal kunnen we ook bij ons imkeren met varroaresistente bijenvolken.
Recapping en hygiënisch gedrag
Varroaresistente bijenvolken vertonen verschillende vormen van hygiënisch gedrag. Sommige bijen kunnen door de celdeksels van gesloten broed ruiken of een pop besmet is met varroamijten of virussen. Zodra ze een besmetting detecteren, breken ze de deksels open en wachten ze tot de mijten uit de broedcel kruipen. Daarna sluiten ze de cel weer af (Recapping). Wanneer de mijt toch in de cel blijft, verwijderen andere bijen de besmette pop en eten deze op, waardoor de mijt zich niet kan voortplanten.
In veel resistente volken worden verdachte cellen meerdere keren gecontroleerd. Elke verstoring van de mijtreproductie verlaagt niet alleen de totale varroadruk, maar ook de viruslast, zoals die van het dodelijke Deformed Wing Virus (DWV). Dit gedrag is niet nieuw, bijenvolken vertoonden dit gedrag ook al om de wasmot te lijf te gaan.
Stap voor stap naar meer varroaresistentie.
De weg naar varroaresistentie verloopt in kleine stapjes. Door minder vaak chemische behandelingen in te zetten, krijgen bijenvolken de kans om hun natuurlijke hygiënisch gedrag te ontwikkelen en te tonen. Een abrupte overstap van intensieve behandeling naar “geen behandeling” is echter niet zo simpel. Een geleidelijke aanpak is daarom aan te raden, waarbij de mijtenval regelmatig gecontroleerd wordt.
Om tot meer varroaresistent gedrag in onze bijenvolken te komen, is het belangrijjk om de hygienische eigenschappen te kennen en te herkennen. Vooral koninginnentelers kunnen ons helpen door volken grondig te testen. Methoden zoals het tellen van mijten, het observeren van werksters en gesloten broed, en het uitvoeren van pintesten spelen hierbij een belangrijke rol. Deze testen helpen om koninginnen met varroaresistente eigenschappen te identificeren. Door gericht verder te kweken met deze koninginnen, kunnen kunnen we stap voor stap tot meer varroaresistente bijenvolken komen in onze regio.
In deze voordracht legt Prof. Stephen Martin heel duidelijk de mechanismes achter varroaresistentie uit.